Abstract
Zestien iconische strips zijn in 2022 opgenomen in het Belgische paspoort. België heeft strips hierdoor een plek gegeven in zijn eigen cultureel erfgoed. Deze beslissing past bij een wereldwijde trend: strips worden steeds populairder onder lezers van alle leeftijden. Sommige vormen van strips worden beschouwd als het kleine zusje van de kunstzinnige en artistieke graphic novels. Er kan vanuit literatuur- en cultuurwetenschappelijk perspectief worden getwijfeld of er sprake is van een waardeverschil tussen strips en graphic novels, die samengevat worden als de negende kunst. Deze bijdrage geeft een kort overzicht van de ontwikkeling van het begrip graphic novel en strips. Daarbij ligt de focus op Vlaanderen.
Inhoud
- Inleiding
- Strips en graphic novels: analytische beschouwing
- Mogelijke criteria voor een graphic novel
- Doelgroep
- Lengte
- Vormgeving
- Inhoud
- Samenvatting
- Strips en graphic novels in Vlaanderen
- Tot slot
- Opmerkingen
- Bibliografie
Inleiding
De zestien strips die in het Belgische paspoort staan, behoren tot de belangrijkste beeldverhalen van de twintigste eeuw in West-Europa: Kuifje, Natasja, Marsupilami, Suske en Wiske, Bollie en Billie, Kari Lente, Blake en Mortimer, De Kiekeboes, Lucky Luke, De Smurfen, Robbedoes en Kwabbernoot, Jommeke, Largo Winch en Nero. Maar strips zijn in verschillende vormen al sinds de 19de eeuw onderdeel van de Vlaamse cultuur. In die tijd werden ze meestal gepubliceerd in tijdschriften, als vermaak voor een breed publiek of voor kinderen. De stripcultuur die vandaag de dag bekend is, heeft zich vanaf 1920 in de Lage Landen ontwikkeld. Tot in de jaren zeventig werden strips voornamelijk voor kinderen aangeboden, waarbij in Vlaanderen stripreeksen met een terugkerend personage in een vaste stijl het succesvolst waren.[1] Het groeiende succes van strips leidde in de jaren vijftig tot een discussie over de (slechte) invloed van strips op jongeren. Die klachten van onder meer het Vlaamse ministerie hadden geen invloed op de verkoopcijfers: het aantal lezers groeide, ook onder volwassenen.[2] Inmiddels biedt de stripwereld producten aan voor verschillende doelgroepen van alle leeftijden, van lezers die op zoek zijn naar licht vermaak tot lezers die artistieke uitdagingen willen ontdekken. Deze laatste groep wordt vaak aangesproken door de graphic novel. Om te bepalen welke overeenkomsten en verschillen aan strips en graphic novels toekomen in de Vlaamse literaire wereld worden in deze bijdrage eerst analytische perspectieven op beeldverhalen beschreven. Vervolgens worden literatuuropvattingen over strips en graphic novels voorgesteld.
Strips en graphic novels: analytische beschouwing
Het standaardwerk Strips anders lezen van de Belgische literatuurwetenschappers Pascal Lefèvre en Jan Baetens (Lefèvre en Baetens) werd in 1993 gepubliceerd.[3] Ze benadrukken dat je, naast het verhaal, ook aandacht moet besteden aan de visuele kenmerken: woord, beeld en boek hangen met elkaar samen. Scott McCloud publiceerde in 1994 Understanding Comics, dat werd opgevolgd door Making Comics (2006).[4] McCloud legt uit welke narratieve technieken in beeldverhalen kunnen worden toegepast door te tekenen. De volgende analysestappen zijn afgeleid van deze werken.
Het analyse-instrumentarium voor beeldverhalen is gebaseerd op de kernbeginselen van de narratologie. Je onderzoekt dus de verhaalwereld en de verteltechnieken. De verhaalwereld en verhaaltechnieken worden in strips vormgegeven door talige en visuele elementen. De plot is een onderdeel van de analyse van de verhaalwereld. Er wordt ook gekeken naar de relatie tussen personages, hun ontwikkeling en hun karakterisering. De analyse van de verteltechnieken heeft tot doel om de vertellers, het perspectief (focalisatie) en de tijd (vooruit- en terugverwijzingen) vast te stellen. Bij het analyseren van de visuele elementen spelen de tekenstijl, de gekozen kleuren, de indeling van de panelen (of: plaatjes) en gutters (of: goot; ruimte tussen de panelen) een rol.
Wie een beeldverhaal bekijkt, zal allereerst het oog richten op stijl en kleur. De stijl wordt bepaald door de manier waarop de lijnen zijn getekend. Die kan grof of speels zijn, of heel strikt zoals bij de ligné claire[5], uitgevonden door de Belg Hergé en gebruikt door de beroemde Vlaamse stripkunstenaar Willy Vandersteen. Er kan worden gekeken naar de manier waarop personages zijn vormgegeven. Belangrijke personages zijn meestal gedetailleerder vormgegeven en komen vaker voor. Sommige tekenstijlen kunnen ook worden onderscheiden in hoe menselijk of realistisch ze zijn. Het kleurenpalet van een strip is van groot belang voor de setting: welke emoties roepen de kleuren op – of het ontbreken ervan? Zijn bepaalde kleuren toegewezen aan personages? Zelfs als er om financiële redenen is gekozen voor zwart en wit in plaats van de vierkleurendruk valt er veel te zeggen over het gebruik van kleuren.
Panels kunnen op verschillende manieren zijn ingedeeld en bepalen hoe het verhaal wordt gelezen. Bovendien is tijd een cruciale factor in de analyse. Een verhaal kan in verschillende tempo’s worden verteld: enkele momenten en handelingen kunnen in kleine stappen worden verteld, meerdere panels beelden een scène vanuit verschillende oogpunten af of er wordt gesprongen tussen verschillende scènes of gedachtes. Het kan gaan om een langzame vertelling (moment to moment) naar een snelle vertelling met tijdsprongen (scene to scene). Bovendien kunnen er verschillende perspectieven worden ingenomen die het kikker- en vogelperspectief overstijgen. Een personage kan worden afgebeeld tijdens een handelingsverloop (action to action) of een scène wordt juist vanuit verschillende perspectieven getoond (subject to subject). Er kan ook worden 'ingezoomd': in meerdere panels worden details van een object of personage getoond (aspect to aspect).
In het algemeen wordt aangenomen dat op talig als op visueel vlak in strips meer uitleg wordt geboden dan in graphic novels, waar veel met open plekken kan worden gewerkt.
Mogelijke criteria voor een graphic novel
De geschiedenis van het begrip ‘graphic novel’ is begonnen met Will Eisner, een toonaangevende striptekenaar uit de Verenigde Staten. Hij introduceerde het begrip voor het eerst op de cover van zijn biografie, een beeldverhaal: A Contract with God and Other Tenement Stories (1978).[6] Eisner heeft de bedoeling gehad om een nieuw publiek te bereiken dat anders geen beeldverhalen leest. Hij diende zijn manuscript in bij de uitgeverij Bantam Books en voegde eraan toe dat het ging om een „graphic novel”. De redacteur Oscar Dyste trapte er niet in – hij keurde het werk af omdat het een strip zou zijn. Het was uiteindelijk aan Eisner om de publicatie van zijn biografische graphic novel bij de kleinere uitgeverij Baronet Books mee te financiëren.[7] Eisner heeft het begrip graphic novel dus bedacht vanuit de behoefte om een ander publiek aan te spreken. Naast de factoren lengte, vormgeving en inhoud is de vraag wie als de ideale lezer van een werk wordt beschouwd nog steeds medebepalend voor de genredefinitie.
Doelgroep
Een eerste onderscheiding tussen strips en graphic novels betreft de doelgroep. Strips zouden zijn gemaakt voor de massa of voor jongeren, graphic novels voor een selecte groep. Er zijn stemmen die beweren dat deze onderscheiding tussen graphic novels en strips puur kunstmatig is. Ze zou in het literaire veld zijn ontstaan om de financiële en symbolische waarde van sommige werken te verhogen, zoals Will Eisner dat voor ogen had.[8] De kritiek op deze genredefinitie is vaak ook gebaseerd op het feit dat de definitie van graphic novels en strips erg afhankelijk is van de taalomgeving.[9] Het woord ‘strip’ wordt in Vlaanderen bijvoorbeeld gebruikt voor verschillende genres die met woord en beeld werken: graphic novels en strips in de zin van het Engelse ‘cartoons’ zoals De Kiekeboes door Merho.[10]
Lengte
Thierry Groensteen, een Belgische expert, beweert dat een strip kort is, drie tot vier panelen, terwijl een graphic novel meerdere honderd pagina's lang is.[11] In het verleden heeft Rita Bouckaert-Ghesquiere gesteld dat korte, zelfstandige strips in kranten geen narratief karakter hebben.[12] Voor haar telt een strip tot een verhaal als die „onderdeel is van een groter geheel”.[13] Maar deze onderscheiding gaat niet op,[14] wat ook blijkt door de voorbeelden van het Belgische paspoort die soms tussen deze lengtecriteria in zitten.
Vormgeving
In het algemeen worden graphic novels als meer artistiek beschouwd. Dit impliceert dat de verhouding van beeld en taal complexer is, aangezien de lezer minder tekstuele aanwijzingen krijgt. Dit kan betekenen dat strips voornamelijk met tekstballonnen werken, terwijl er in graphic novels vaak pagina’s zijn zonder tekst of onomatopeeën. Hierdoor ontstaan open plekken, de betekenis moet door de visuele informatie worden ontrafeld. Voorbeelden hiervoor zijn enkele pagina’s Penelope van Judith Vanistendael (2019) of Drieman van Wide Vercnocke (2020).
Afb. 1, Penelope, © Vanistendael, S. 68 / Afb. 2, Drieman, © Vercnocke, S. Drieman
Juist het kenmerk van de tekstballonnen is vanuit historisch perspectief niet overtuigend. De klassieke strip, waarin tekstballonnen en beelden elkaars narratief karakter versterken, zoals Suske en Wiske door Willy Vandersteen, is pas vlak voor de Tweede Wereldoorlog in Vlaanderen doorgebroken.[15]
Naast tekstballonnen zou ook de tekenstijl in graphic novels complexer zijn. De voorbeelden van Vercnocke en Vanistendael bevatten verschillende teken- en schildertechnieken die betekenislagen aan het verhaal toevoegen. Brecht Evens, bijvoorbeeld, is bekend vanwege het gebruik van aquareltechnieken in zijn werk in graphic novels. Wanneer we kijken naar de mogelijke voorlopers van de graphic novel, zien we dan ook verschillende makers van artistieke en inhoudelijk uitdagende beeldverhalen.[16] Er zijn ook Vlaamse voorbeelden te vinden, zoals het werk van Frans Masereel.[17]
Een ander aspect van de vormgeving betreft de panels en gutters. In tegenstelling tot strips worden panels minder strikt ingezet in graphic novels. Hierdoor ontstaat er een onregelmatiger leesritme waardoor de leeservaring uitdagender wordt.
Inhoud
In het verleden werd het begrip graphic novel ook gebruikt voor verstripte romans. Adaptaties van literaire werken, zoals De Leeuw van Vlaanderen (1952) door Bob de Moor, een assistent van Hergé, worden vaak als graphic novels verkocht. Door adaptaties en door werken als Will Eisners biografie wordt er soms gesteld dat het verhaal in een graphic novel complexer is dan in een strip. Een graphic novel zou vaker autobiografisch zijn zoals bij Judith Vanistendael of Wide Vercnocke en serieuze – lees volwassen – onderwerpen oppakken zoals bij Brecht Evens.
Bovendien kan uit de serialiteit van strips nog een criterium worden afgeleid. Terwijl in strips personages herhaaldelijk avonturen ondergaan zonder te ontwikkelen, ontwikkelen personages in graphic novels wel tegelijk.[18]
In het verleden zijn graphic novels en strips ook onderscheiden door de productieprocessen. Een graphic novel wordt vaak door één persoon gemaakt, een strip meestal door meerdere personen (auteur en tekenaar).[19] Dit is niet altijd het geval: de graphic novel De walvisbibliotheek (2021) waarvoor Vanistendael in 2021 de Willy Vandersteenprijs heeft ontvangen, is in samenwerking met de scenarist Zidrou ontstaan.[20]
Samenvatting
Het verschil tussen graphic novels en strips lijkt arbitrair. De volgende criteria kunnen worden gebruikt voor de Vlaamse strips en graphic novels, waarbij het laatste criterium bijzonder aandacht verdient, omdat het als enige losstaat van contemporaine literatuuropvattingen.[21]
Strips | Graphic novel |
Toegankelijke onderwerpen, onderwerpen voor kinderen | Volwassen, serieuze onderwerpen, vaak autobiografisch |
Weinig open plekken | Open plekken |
Korte lengte | Verschijningsvorm doet denken aan romans |
Klassieke plaatindeling, tekstballonnen | Vrije plaatindeling, ‘kunstzinnige’ vormgeving van panels en tekstvakken |
Gemaakt door meerdere personen | Gemaakt door één persoon |
Personages beleven avonturen, maar maken geen ontwikkeling door | Personages maken een ontwikkeling door |
Strips en graphic novels in Vlaanderen
Gert Meesters, een Vlaamse taalkundige die veel onderzoek heeft verricht naar de ontwikkeling van strips in het culturele veld heeft in het jaar 2006 gesteld dat deze negende kunst niet behoort tot de canon en „een imagoprobleem” heeft die zijn oorsprong vindt in gebrekkig onderzoek naast aannames over ontlezing, slechte invloed op de jeugd of strips als een vorm van kinderliteratuur.[22] Dat imagoprobleem lijkt in Vlaanderen opgelost. Beeldverhalen hebben een herwaardering ondervonden. Literatuur Vlaanderen (eerder Vlaams Fonds voor de Letteren) heeft inmiddels werkbeurzen en andere beurzen voor auteurs van strips van alle genres beschikbaar gesteld. Sinds 2023 nemen strips deel aan de Boonprijs, een van de belangrijkste Vlaamse literatuurprijzen, waarbij de focus zal liggen op graphic novels.[23] Deze beslissingen toont aan dat de graphic novel in de Vlaamse literaire wereld een belangrijke positie heeft weten te bemachtigen. Auteurs, zoals de al genoemde Vercnocke en Vanistendael, zijn niet bang om in hun werk de Vlaamse en Belgische maatschappij te onderzoeken. Hierdoor bieden ze een perspectief op het verleden en heden van het drietalig land. Ook de vooroordelen over jeugdbederf of ontlezing zijn nu volledig ontkracht. Lut Missinne en Stèphanie Vanasten hebben recentelijk nog aangetoond dat Vlaamse graphic novels een waardevol onderdeel kunnen vormen van het schoolvak Nederlands als Vreemde Taal in Duitsland en Franstalig België.[24]
Binnen de stripwereld – in de breedste zin van het woord – wordt de vraag naar de bijzondere positie van graphic novels kritisch bejegend. Wide Vercnocke stelt in een interview dat in België strips en graphic novels even belangrijk zijn.[25]
Tot slot
In het kort kan voor Vlaanderen in navolging van Jan Baetens worden gesteld dat de aanname dat graphic novels simpelweg de „,geëvolueerde’ vorm van het stripverhaal zou zijn” vanuit literatuurhistorisch perspectief weinig overtuigend is.[26] Hoewel strips volgens Steven Degryse (cartoonist Lectrr, voormalig lid van de adviescommissie strips voor Literatuur Vlaanderen) een niche zijn, is de belangrijke rol ervan in België onmiskenbaar. [27] Het Stripmuseum in Brussel of de opleiding Graphic storytelling (LUCA School of Arts, Brussel) dragen ook bij aan de professionalisering en institutionalisering van de stripwereld. De strips die een plek hebben gekregen in het Belgische paspoort staan aan de wieg van een brede en hoogstaande culturele traditie in België waarin graphic novels een belangrijke positie innemen. Vlaamstalige graphic novels en strips zijn tegenwoordig bekend om hun artistieke kwaliteiten, zowel inhoudelijk als stilistisch. België mag trots zijn op een rijke cultuur met uitstekende, vaak vertaalde Vlaamse stripauteurs die internationaal aandacht krijgen met hun werk.
- Christina Lammer -
Opmerkingen
[1] LEFÈVRE, Pascal en DIERICK, Charles, Forging a new medium: the comic strip in the nineteenth century, Brussel, 1998 volgens LEFÈVRE, Pascal. „Een wereld van verschil. Beeldverhalen in Nederland en Vlaanderen”, in: Rita Ghesquiere et al. (Red.), Amsterdam, 2016, p. 425-443, p. 425; MEESTERS, Geert, „Strips in het Nederlands: onbekend is ongebruikt” In: Colloquium Neerlandicum, 16, 2006, pp. 437-454, RIETVELD-VAN WINGERDEN, Marjoke, Voor de lieve kleinen: het jeugdtijdschrift in Nederland, 1757-1942, Den Haag, 1992, pp. 41-42.
[2] LEFÈVRE, "Een wereld van verschil", p. 431.
[3] LEFÈVRE, Pascal en BAETENS, Jan, Strips anders lezen, Amsterdam/Brussel, 1993.
[4] McCLOUD, Scott, Understanding Comics, New York, 1994; McCLOUD, Scott, Making Comics, New York, 2006.
[5] Ligne claire is letterlijk te vertalen als ‘klare lijn’ en beschrijft volgens Joost Swarte de tekenstijl van Hergé. Hergé tekende alleen het essentiële: duidelijke, egale lijnen omlijsten grote, gekleurde vlakken. Schaduwen of kleurverloop komen nauwelijks tot niet voor. De plaatindeling is regelmatig. De vorm is ondergeschikt aan de inhoud. Swarte bedacht het begrip voor de tentoonstelling Kuifje in Rotterdam: in plaats van een catalogus stelde hij een publicatie van vier schriften over Hergés werk voor. Het vierde schrift droeg de titel De klare lijn (Rotterdam, 1977) en introduceerde striptekenaars die in dezelfde stijl tekenden als Hergé. HUMMITZSCH, Thomas, „Frankfurter Buchmesse: Der Mann, der die ‚Ligne Claire‘ erfand“, in: Der Tagesspiegel online (Datum), URL: https://www.tagesspiegel.de/kultur/comics/der-mann-der-die-ligne-claire-erfand-5232376.html (12.09.2023). KNIGGE, Andreas. „Geschichte und kulturspezifische Entwicklungen des Comics“, in: Julia Abel und Christian Klein (Red.), Comics und Graphic Novels: Eine Einführung, Stuttgart, 2016, S. 3–37, 16.
[6] EISNER, Will, The Contract with God Trilogy: Life on Dropsie Avenue; a Contract with God; a Life Force, Norton, 2006.
[7] EDER, Barbara. „Graphic Novels”, in: Julia Abel und Christian Klein (Red.), Comics und Graphic Novels: Eine Einführung, Stuttgart, 2016, pp.156-168, p. 156.
[8] Cf. BAETENS, Jan, „Graphic Novel: zin en onzin van een nieuw format?”, in: Vooys, 34, 2016, pp. 52-56, p. 55.
[9] LEFÈVRE, Een wereld van verschil, p. 437.
[10] Binnen de NUR (Nederlandstalige Uniforme Rubrieksindeling) bestaat geen verschil tussen strips en graphic novels: strips is de overkoepelende term voor alle genres beeldverhalen. O. A., Boek.nl: Uitgebreid zoeken / NUR-code. URL: https://www.boek.nl/nur/360, (29.05.2023).
[11] GROENSTEEN, Thierry, „Die Rhythmen der Comics”, in: Medienobservationen (26.03.2012), pp. 1-31, p. 1, URL: https://www.medienobservationen.de/2012/groensteen-die-rhythmen-der-comics/, (03.05.2023).
[12] BOUCKAERT-GHESQUIERE, Rita, „Stripverhalen waarheen?”, in: Dietsche Warande en Belfort, 129, 1984, pp. 271-278, p. 271.
[13] Ibid.
[14] EDER, "Graphic Novels", p. 159, in navolging op KNIGGE, Andreas C., Comics: vom Massenblatt ins multimediale Abenteuer, Hamburg/Berlin, 1996, p. 330.
[15] LEFÈVRE, Pascal, „The Battle over the Balloon. The conflictual institutionalization of the speech balloon in various European cultures”, in: Image & Narrative, (07/2006), URL: https://www.imageandnarrative.be/inarchive/painting/pascal_levevre.htm (03.05.2023).
[16] BAETENS, Jan. „Graphic Novels”, in: Leonard Cassuto et al. (Red.), The Cambridge History of the American Novel, Cambridge, 2011, pp. 1137-1153, p. 1139.
[17] BERONÄ, David A., Wordless Books: The Original Graphic Novels, New York, 2008, pp. 14-39.
[18] Cf. BAETENS, "Graphic Novels", p. 1147, 1150. Hij zet mogelijke genredefinities herhaaldelijk af tegen de ontwikkeling van personages in strips en graphic novels.
[19] Cf. BAETENS, "Graphic Novels", p. 1145, 1147.
[20] VANISTENDAEL, Judith und ZIDROU, De walvisbibliotheek, Heverlee, 2021.
[21] Vergelijk hiervoor ook: BAETENS, „Graphic Novel”, pp. 53-54.
[22] MEESTERS, "Strips in het Nederlands", p. 437.
[23] LEYMAN, Dirk, „Graphic novels dingen ook mee naar Boonprijs”, in: De Morgen (16.12.2021), URL: https://www.demorgen.be/tv-cultuur/graphic-novels-dingen-ook-mee-naar-boonprijs~bb9f9b36/, (03.05.2023).
[24] MISSINNE, Lut en VANASTEN, Stéphanie, „Literatur aus Belgien im Fremdsprachenunterricht. Interkulturelle Kompetenzen, Empathie und kritische Distanz in niederländischsprachigen Graphic Novels am Beispiel von Judith Istendaeal“, in: Corinna Koch en Sabine Schmitz (Red.), Belgien - anregend anders Fachwissenschaft und Fachdidaktik untersuchen die Vielfalt der Sprachen, Literaturen und Kulturen in Belgien, Bern, 2023, pp. 17-48.
[25] O.A., Interview Wide Vercnocke, in: BelgienNet (13.09.2021) URL: https://belgien.net/interview-wide-vercnocke/, (03.05.2023).
[26] BAETENS, "Graphic Novel", p. 52.
[27] O.A., „Je moet zot zijn om strips te willen maken”, in: Literatuur Vlaanderen (13.09.2019), URL: https://www.literatuurvlaanderen.be/nieuws/je-moet-zot-zijn-om-strips-te-willen-maken, (03.05.2023).
Bibliografie
BAETENS, Jan. „Graphic Novels”, in: Leonard Cassuto et al. (Red.), The Cambridge History of the American Novel, Cambridge, 2011, pp. 1137-1153.
BAETENS, Jan, „Graphic Novel: zin en onzin van een nieuw format?”, in: Vooys, 34, 2016, pp. 52-56.
BERONÄ, David A., Wordless Books: The Original Graphic Novels, New York, 2008.
BOUCKAERT-GHESQUIERE, Rita, „Stripverhalen waarheen?”, in: Dietsche Warande en Belfort, 129, 1984, pp. 271-278.
EDER, Barbara. „Graphic Novels”, in: Julia Abel und Christian Klein (Red.), Comics und Graphic Novels: Eine Einführung, Stuttgart, 2016, pp.156-168.
EISNER, Will, The Contract with God Trilogy: Life on Dropsie Avenue; a Contract with God; a Life Force, Norton, 2006.
GROENSTEEN, Thierry, „Die Rhythmen der Comics”, in: Medienobservationen (26.03.2012), pp. 1-31, URL: https://www.medienobservationen.de/2012/groensteen-die-rhythmen-der-comics/, (03.05.2023).
KNIGGE, Andreas. Comics: vom Massenblatt ins multimediale Abenteuer, Hamburg/Berlin, 1996.
Knigge, Andreas. „Geschichte und kulturspezifische Entwicklungen des Comics“, in: Julia Abel und Christian Klein (Red.), Comics und Graphic Novels: Eine Einführung, Stuttgart, 2016, pp. 3–37.
McCLOUD, Scott, Understanding Comics, New York, 1994.
McCLOUD, Scott, Making Comics, New York, 2006.
MEESTERS, Geert, „Strips in het Nederlands: onbekend is ongebruikt”, in: Colloquium Neerlandicum, 16, 2006, pp. 437-454.
MISSINNE, Lut, en VANASTEN, Stéphanie, „Literatur aus Belgien im Fremdsprachenunterricht. Interkulturelle Kompetenzen, Empathie und kritische Distanz in niederländischsprachigen Graphic Novels am Beispiel von Judith Istendaeal“, in: Corinna Koch en Sabine Schmitz (Red.), Belgien - anregend anders Fachwissenschaft und Fachdidaktik untersuchen die Vielfalt der Sprachen, Literaturen und Kulturen in Belgien, Bern, 2023, pp. 17-48.
LEFÈVRE, Pascal, „The Battle over the Balloon. The conflictual institutionalization of the speech balloon in various European cultures”, in: Image & Narrative, (07.2006) URL: https://www.imageandnarrative.be/inarchive/painting/pascal_levevre.htm (03.05.2023).
LEFÈVRE, Pascal. „Een wereld van verschil. Beeldverhalen in Nederland en Vlaanderen”, in: Rita Ghesquiere et al. (Red.), Een land van waan en wijs: geschiedenis van de Nederlandse jeugdliteratuur, Amsterdam, 2016, pp. 425-443.
LEFÈVRE, Pascal en BAETENS, Jan, Strips anders lezen, Amsterdam/Brussel, 1993.
LEFÈVRE, Pascal en DIERICK, Charles, Forging a new medium: the comic strip in the nineteenth century, Brussel, 1998.
LEYMAN, Dirk, „Graphic novels dingen ook mee naar Boonprijs”, in: De Morgen (16.12.2021), URL: https://www.demorgen.be/tv-cultuur/graphic-novels-dingen-ook-mee-naar-boonprijs~bb9f9b36/, (03.05.2023).
RIETVELD-VAN WINGERDEN, Marjoke, Voor de lieve kleinen: het jeugdtijdschrift in Nederland, 1757-1942, Den Haag, 1992.
Swarte, Joost. De klare lijn. Rotterdam, 1977. Vanistendael, Judith, Penelope, Amsterdam, 2019.
VANISTENDAEL, Judith en ZIDROU, De walvisbibliotheek, Heverlee, 2021.
VERCNOCKE, Wide, Drieman, Borgerhourt, 2020.
Hummitzsch, Thomas, „Frankfurter Buchmesse: Der Mann, der die ‚Ligne Claire‘ erfand“, in: Der Tagesspiegel online (Datum), URL: https://www.tagesspiegel.de/kultur/comics/der-mann-der-die-ligne-claire-erfand-5232376.html (12.09.2023).
O.A., „Je moet zot zijn om strips te willen maken”, in: Literatuur Vlaanderen (13.09.2019), URL: https://www.literatuurvlaanderen.be/nieuws/je-moet-zot-zijn-om-strips-te-willen-maken, (03.05.2023).
O.A., Boek.nl: Uitgebreid zoeken / NUR-code. URL: https://www.boek.nl/nur/360, (29.05.2023).
Audiovisuele bronnen
O.A., Interview Wide Vercnocke - BelgienNet - Das Informationsportal über Belgien, https://belgien.net/interview-wide-vercnocke/, (03.05.2023).